Evangeliebeschouwing Markus 07, 31-37

Genezing van de doofstomme

 

Zijn weg voerde Jezus weer uit het gebied van Tyrus en hij trok door de streek van Sidon naar het meer van Galilea midden in het gebied van de tien steden.

Toen brachten ze een mens tot hem die geen beschikking had over zijn gehoor en zijn spraak en zij vroegen hem dat hij hem de hand op zou leggen. Hij nam hem tot zich en leidde hem weg uit de menigte zodat hij met hem alleen was. Hij legde hem de vinger in zijn oren en maakte zijn vinger nat met speeksel en raakte zijn tong aan. Toen verhief hij zijn blik naar de hemel en ademde diep en sprak: ‘Effatha’ – dat is: Open u! Dat wekte direct zijn gehoor en ook zijn tong werd bevrijd en hij sprak goed.

En hij gebood de menigte met niemand over dit gebeuren te spreken. Maar hoe streng hij het hen ook verbood des te meer verkondigden zij zijn handelen in alle openheid. De mensen waren tot in het diepst van hun wezen aangedaan en spraken vol verwondering: ‘Grote daden heeft hij volbracht: doven schenkt hij het gehoor en stommen geeft hij het woord’.

 

Evangeliebeschouwing door Ignaz Stegeman – geestelijke te Rotterdam

 

Je te midden van een groep mensen bevinden, of in de ontmoeting met een enkeling, en de stemmen en wat gezegd wordt niet te horen en bovendien zelf ook niets te kunnen zeggen is geen eenvoudig lot: het sluit de mens die dat lot draagt steeds weer op in zichzelf.

 

Uiterlijk gezien is dat maar weinigen zo expliciet opgelegd ook al stellen we of horen we regelmatig de vraag: ‘Wat zeg je?’. Gehoor gaat met het toenemen van de jaren vaak wel geleidelijk achteruit.

 

Maar innerlijk gezien is het ons minder vreemd dat we soms doof lijken of in bepaalde situaties ook wel verstommen. Wanneer we ons voor een voorval met duidelijk effecten of gevolgen afsluiten of wanneer we geen oor lijken te hebben voor bepaalde thema’s die ons aangaan. Of wanneer we iets belangrijks dat in onze ziel leeft en eigenlijk uitgesproken wil worden niet over onze lippen krijgen maar ons in onszelf afsluiten en stom blijven.

 

Wat gebeurt er wanneer de Genezer voor de doofstomme mens staat? Hij wekt oor en tong doordat Hij ze met zijn levenskrachten aanraakt. Met een diepe zucht ademend treedt hij binnen in de zwakheid van de zieke terwijl Hij gelijktijdig de blik verheft naar de krachten van de hemel. Dan bemoedigt Hij: ‘Nu kun jij het ook. Open je’.

 

Deze Genezer is ook ons altijd en overal nabij. Niets behoeft ons er aan te hinderen te luisteren en het passende woord te vinden. Wanneer wij ons werkelijk willen ont – sluiten.

 

De bronafbeelding bekijken