Evangeliebeschouwing Lukas 11, 14-26

Het huidige mensengeslacht is haar eigen wezen vreemd geworden. Zij zoekt een teken en uiterlijk bewijs voor de geest maar geen ander teken van de geest kan hen gegeven worden dan het teken van Jona. Want zoals Jona voor de inwoners van Nineve tot een teken van geestervaring is geworden zo zal de Mensenzoon het zijn voor de huidige mensen.

Niemand die een lamp aansteekt, verbergt haar in een donkere nis maar plaatst haar op een kandelaar opdat allen die binnenkomen het licht zien. De lichtbron van het lichaam is het oog. Wanneer uw oog onbevangen waarneemt, vervult zich het gehele lichaam met licht. Wanneer de blik echter door begeerte is vertroebeld dan dringt duisternis daarin door. Ziet toe dat het licht in u niet tot duisternis wordt. Wanneer echter het lichaam geheel licht geworden is en er geen duisternis meer aan haar is dan zal het geheel tot stralen gebracht worden zoals een lamp ons met haar stralen verlicht.

 

 

Beschouwing door Ignaz Stegeman – geestelijke te Rotterdam

 

Er zijn kunstenaars die licht en duister op een bijzondere wijze in hun schilderijen tot uitdrukking brengen. Rembrandt liet door het licht dat in duisternis gehulde omstandigheden verschijnt bepaalde scenes op intieme wijze spreken. Rafael schildert zijn Madonna del Granduca met kind voor een volledig zwarte achtergrond nadat hij door een zware ziekte is gegaan. En van Velázques bevindt zich in het Prado in Madrid een schilderij van een haast oplichtende Christus aan het kruis voor een volstrekt zwarte achtergrond.

‘Allen die binnenkomen, moeten het licht kunnen zien’. Het is het licht dat oriëntatie geeft in het donker, dat in moeilijke tijden ons de wegen wijst en moed geeft die te gaan.

Het is het licht dat Christus zelfs in de donkere afgrond van het bestaan voor ons kan laten schijnen doordat hijzelf de weg van het lijden is gegaan. En het is niet zo verborgen en verstopt dat het niet te vinden zou zijn.

Je moet ervoor echter naar binnen gaan zoals de vrouwen op de Paasochtend. De verkondiging van de overwinning op de dood hoorden ze niet buiten in de hof waar het graf was. Pas toen ze in de grafkamer binnengingen, zagen ze de engel en dat het graf leeg was. Wie om welke reden ook buiten blijft, gaat zonder deze waarneming en ervaring weer weg van die plek.

Niet alleen in deze tijd van het voorjaar met de ontluikende natuur maar op zoveel andere momenten in het jaar is het zo uitnodigend de roep die ons naar buiten leidt te volgen. Waarom zouden we dan naar binnen gaan in een ruimte waar een altaar staat? Omdat we het licht willen leren zien en kennen dat oriëntatie geeft, dat de wegen van het leven wijst en de moed geeft die te gaan.

Dat te leren zien en ons ervan te laten doordringen, gaat ons moeilijk af wanneer we ons al in moeilijke uren van ons leven bevinden of door perioden gaan waar schaduwen op vallen. Het gaat ons het beste of wanneer we daar de nodige rust voor nemen in tijden waar dat kan om het in ons te dragen op de momenten waar het op aankomt.