Doop

De doop in de Christengemeenschap is bedoeld om het kind behulpzaam te zijn bij het ‘aarden’, bij het zich thuis gaan voelen in deze wereld. Wij ontvangen zo een ziel op aarde, die nu met een lichaam is bekleed om hierin de geest te kunnen vinden. Daarom wordt een kind bij voorkeur binnen zes weken na de geboorte gedoopt. Maar in principe is de doop tot ongeveer het veertiende jaar denkbaar, de leeftijd waarop het kind de jeugdwijding kan ontvangen. Het komt een enkele keer voor dat oudere mensen gedoopt worden, als speciale omstandigheden daarom vragen.
Zoals in alle christelijke kerken betekent de doop ook de opname in de gemeenschap van christenen. Daarom is het belangrijk dat naast de ouders, familie en vrienden uit de directe omgeving van de dopeling ook de gemeente vertegenwoordigd is.

De doop betekent niet dat het kind lid wordt van de kerk. Dat is iets wat het later zelf zal beslissen. De ouders leggen daarom geen doopbelofte af, zoals gebruikelijk is in veel andere kerken.
De ouders vragen twee peten, ook wel wachters genoemd. Zij hebben de intentie om naast de ouders, maar op een grotere afstand, het kind in zijn ontwikkelingen te volgen en daar mogelijk ook iets aan bij dragen. Het peetschap is iets wat je in alle vrijheid in je hart opneemt en waarmee je te kennen geeft een speciale band te willen aangaan met dat kind.
Het is gebruikelijk dat de priester voorafgaand aan de doop een aantal gesprekken heeft met de ouders en de peten.

Water, zout en as
Er wordt gedoopt met water, zout en as. Zonder water is geen leven mogelijk. Water stroomt, brengt in beweging en geeft levenskracht aan het nieuwe dat wil ontstaan.
Bij de aanraking met water, tekent de priester een driehoek op het voorhoofd van het kind. Het levende, bewegelijke denken wordt hiermee aangesproken. De driehoek als christelijk symbool staat voor de Drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zout en as zijn nieuwe substanties in de christelijke doop. Zout sterkt de smaak van een gerecht en heeft een conserverende waarde; het maakt dat je voedsel kunt bewaren. Zout bewerkt het tegenovergestelde van water, water maakt los, brengt in beweging, maar zout trekt samen. Een zoutkristal heeft de vorm van een kubus, die symbolisch staat voor het vaste en duurzame. De kubus is compleet en gesloten – naar binnen toe.
Bij de aanraking met het zout tekent de priester een vierkant op de kin van het kind. Hiermee wordt de wil aangesproken om vormkracht te geven aan de toekomst.
As is een stof die overblijft als het vuur uitgebrand is. As is zo dood als iets maar zijn kan. Maar tegelijk is het een symbool voor hoop, nieuw leven en opstanding, zoals de Phoenix die hernieuwd en gelouterd uit de as herrijst.
We maken soms zelf ‘asprocessen’ door als we in ons leven in een crisis geraken en door een diep dal gaan. En dan kan het gebeuren dat wij juist op het diepste punt de kracht vinden om op te staan en als herboren ons levenspad te vervolgen.
Jezus Christus is aan het kruis door de dood gegaan en verrezen. Door de as worden wij gedoopt in zijn dood, opdat wij opnieuw leven. Met as tekent de priester een kruis op de borst van het kind, op de plek waar ons hart zit, het symbool voor ons gevoelsleven.

Wat gebeurt er
Voor het altaar staat een tafeltje met een blauw kleed erover, waarop een kleine rode doek ligt. Er staan drie schaaltjes klaar met water, zout en as. Om het tafeltje heen zijn stoelen gerangschikt voor de ouders met het kind en de peten. Zij worden door de ministrant, de helper van de priester, binnengeleid nadat de gemeente plaats heeft genomen. De priester draagt een stola en een baret die wordt afgezet als de doop begint. De liturgie begint met een gebed. Daarna wordt de gemeente toegesproken en bij het geheel betrokken, want zij ontvangt als gemeente van de Christus Jezus het kind in haar midden.
Vervolgens richt de priester zich tot de beide peten. Zij worden bij name genoemd en de priester geeft hen een hand. De wens wordt uitgesproken dat zij het kind vanuit de offerkracht van hun hart mogen voorgaan in de gemeente van de Christus Jezus; daarmee aanvaarden zij hun taak. Dan komt de eigenlijke doophandeling met de naamgeving van het kind. De voornamen worden voluit genoemd en telkens herhaald bij de doop met het water, het zout en de as. Daarbij worden de werkingen van deze substanties genoemd. Zo wordt de eigen naam diepgaand verbonden met het kind. Vervolgens wordt driemaal het kruisteken boven het kind gemaakt, waarbij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest aangeroepen worden. Tot slot richt de priester zich weer tot de gemeente waarbij nog eenmaal de naam van het kind klinkt, maar dit keer ook met zijn familienaam. Dat duidt er op dat het kind nu werkelijk op aarde zowel in zijn familie als in de christelijke gemeenschap is aangekomen.
Als afsluiting wordt het Onzevader uitgesproken.