Stervenswijding

Ons lichaam wordt ons geschonken bij het begin van ons leven en we staan het aan het eind ervan ook weer af.

Dit is niet makkelijk. Wij zijn zo vergroeid met onze lichamelijkheid dat we niet anders kunnen dan ons ermee identificeren. Het opgeven van onze lichamelijkheid is voor ons als een opgeven van onszelf. Sterven is verliezen: geen mens wint het van de dood. Deze nederlaag blijft onverdraaglijk zo lang wij niet inzien dat sterven meer is dan doodgaan alleen. Want sterven doen wij niet pas aan het eind van ons leven. We doen het in kleine stukjes ook lang daarvoor.

Soma sema, schreef Plato: het lichaam is een graf. Dit werpt een heel ander licht op de dingen. Want bij de geboorte sterft een deel van ons. Het wordt in de lichamelijkheid gebannen. In de dood wordt dit deel opnieuw bevrijd en herboren. Onze geest staat op. Verrijkt verlaten wij de wereld: ‘Want voor mij is leven Christus en sterven winst.’ (Filippenzen 1, 21)

Het sacrament van de stervenswijding sluit niets af. Het is geen eindpunt maar integendeel de sacrale opening van het subtiele geboorteproces dat elk sterven is. Door de zalving met gewijde olie begint een leven dat voert van bestaan tot bestaan. De nabijheid van de dood brengt het vermoeden van een hoger leven.
Het sterfbed biedt een nieuw ontwaken.

Wat er gebeurt
Als de priester aan het sterfbed zit, tast hij af of een sacramenteel gesprek nog mogelijk is en of dit nog gewild wordt. Zo ja, dan vindt dit plaats onder vier ogen. Bij wat daarna volgt kunnen naaste familieleden en dierbare vrienden aanwezig zijn. De priester en de ministrant dragen de gewaden in de kleur van de betreffende liturgische tijd in het jaar. Een tafeltje wordt klaar gezet met substanties: gewijde olie, brood en wijn. Eerst wordt de ziekencommunie gegeven. Brood en wijn worden gegeven waarbij woorden uit de mensenwijdingsdienst gesproken worden.
Hierna begint de eigenlijke stervenswijding met een verkorte vorm van het hogepriesterlijk gebed (Joh.17). Vervolgens wordt driemaal een korte liturgische zin tot de stervende uitgesproken. In de eerste zin is er sprake van de helende olie die de geest omhoog draagt waarna met de gewijde olie een kruisje gezet wordt boven het rechteroog. In de tweede zin wordt de zegen van Christus, die de dood overwon, gevraagd en wordt er een kruisje boven het linkeroog gezet. In de laatste zin wordt gezegd dat Christus de mens zal begeleiden in het voortgaande leven ‘van bestaan tot bestaan’ en wordt midden op het voorhoofd een kruisje gezet. Zo ontstaat op het voorhoofd een driehoek, teken van de Heilige Drie-eenheid.

 

Na het overlijden

De gestorvene wordt bij voorkeur thuis opgebaard of anders in de kerk, als dat mogelijk is. Vele gemeenten hebben een waakgroep, die de drie daarop volgende nachten bij de gestorvene kan waken. Daarna wordt het rituaal van de begrafenis of crematie gehouden, dat uit twee delen bestaat: een kort deel bij de opbaring en een deel bij de begrafenis of crematie.
Op een zaterdag die daarop volgt, kan de mensenwijdingsdienst voor een overledene voltrokken worden. Dit is een speciale dienst. De liturgische kleur is, evenals bij de begrafenis of crematie, zwart, ongeacht de cultische tijd van het jaar. Tijdens de evangelielezing wordt Markus 16 gelezen, het verhaal van de opstanding van Christus. Aan het eind van de dienst wordt een gebed ingevoegd voor de overledene: onze gedachten en gebed geven wij de overledene die hier met naam genoemd wordt, mee en wij vragen Christus hem naar het licht te begeleiden.