De ChristengemeenschapEvangeliebeschouwing Johannes 5, 1-5
“Het feest der Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem. In Jeruzalem was bij de Schaapspoort een bad, in het Hebreeuws Bethesda genaamd, met vijf galerijen. Daar lag een menigte zieken, blinden, kreupelen en misvormden die er op wachtten dat het water in beweging kwam. Want telkens op een bepaalde tijd daalde een engel des Heren neer in het bad en bracht het water met zijn krachtwezen in beroering. De eerste die dan in het water ging dat in beweging gekomen was werd gezond, aan welke ziekte hij ook leed”.
Beschouwing door Ignaz Steegeman – geestelijke te Rotterdam
Versterken van de wil – sta op, neem uw bed op en wandel
De plaats waar de genezing van een verlamde plaatsvindt heet ‘Huis van Barmhartigheid’: Bethesda. Vele zieken wachtten op het moment dat een engel daar op gezette tijden in het water afdaalde en met zijn krachtwezen het water in beroering bracht en dan genezing bracht. Sommigen lagen en wachtten al heel lang.
Voor Christus die daar binnentreedt lijkt het lot van al die zieken geheel en al openbaar te zijn en de zin van dat soms zware lot stond hem helder voor ogen ook al was dat voor de betreffende mens zelf verborgen. Dat gold ook voor de mens die daar al 38 jaar lag en die niemand had die hem hulp kon bieden.
In tegenstelling tot zijn verwachting dat deze vreemdeling hem wellicht als eerste in het water zou kunnen dragen krijgt hij deel aan een veel hogere vorm van barmhartigheid. Hij wordt niet ondergedompeld in het water dat drager is geworden van de helende kracht van een engel om daaraan te genezen. Plaatsvervangend voor de gehele mensheid ondergaat hij een veel grotere genezing.
Christus is op aarde verschenen om de mens van de zondekrankheid te genezen die hem tot in zijn ledematen verlamde.
“Sta op, richt u op”. Zo klinkt in dit Christuswoord de scheppermacht van de Logos. Doordat de mens zich verheft komt hij weer in verbinding met God en ervaart genezing.
Deze genezing door de Christus vindt plaats op de Sabbat. Het oude gebod om de Sabbat te heiligen binnen het keurslijf van ontelbaar veel regels en verboden keert hij om in het wekken en het versterken van de wil om het Goede na te streven en te doen. Wanneer in de mens de impuls ontstaat zijn leven steeds meer zo in te richten dat in zijn daden ‘het Goede kan beginnen te bestaan’ ervaart hij in zichzelf een bron waarvan een kracht uitstroomt die hem steeds meer draagkracht in het leven geeft. Zijn eigen menselijke natuur wordt tot een huis van barmhartigheid