Evangelie beschouwing Markus 8, 27-35

Markus 08, 27 – 35

Jezus trok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Philippi. Terwijl zij op weg waren vroeg hij hen: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ Zij zeiden: ‘Sommigen houden u voor Johannes de Doper, anderen voor Elia en weer anderen voor een van de profeten’. Toen richtte hij zich direct tot zijn leerlingen en sprak: ‘En gij, wie zegt gij dat ik ben?’ Petrus antwoordde en zei: ‘Gij zijt de Christus’. Toen gebood hij hun op strenge toon daarover met niemand te spreken.

Daarna begon hij hen te onderwijzen: ‘De Mensenzoon moet veel lijden en door de oudsten, de hogepriesters en Schriftgeleerden verworpen worden. Zij zullen hem veroordelen en doden, doch na drie dagen zal hij opstaan’. Dit woord sprak Hij in alle openheid uit. Daarop nam Petrus hem terzijde en begon hem fel terecht te wijzen. Maar Jezus keerde zich daarop om, keek naar zijn leerlingen en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Wijk van mij Satanas, want uw gedachten vervullen zich niet met het geestelijke waarin het goddelijke leven kan maar zijn gebonden aan het aards menselijke’

En Hij sprak: ‘Wie samen met mij op mijn weg wil wandelen moet innerlijk aan zichzelf werken, hij moet het kruis van zijn mensenlot op aarde op zich nemen en mij volgen. Wie zijn ziel onverwandeld wil behouden zoals het is, die zal mij verliezen. Wie echter zijn ziel vervult met mijn wezen en het woord van het evangelie, die zal het leven verwerven.

 

Beschouwing door Ignaz Stegeman – geestelijke te Rotterdam

 

Gij zijt de Christus

In de basiliek van Aquilea in het N-O van Italië vlak bij de Adriatische kust bevindt een bijzondere mozaïekvloer uit de vroegchristelijke tijd. Onder de vele opmerkelijke motieven is ook die van de strijd tussen de haan en de schildpad, een tafereel dat zich afspeelt met op de achtergrond een soort overwinningszuil.

 

De haan is in deze beeldentaal het symbool voor het licht: we kennen het dagelijkse gekraai van de haan bij de opgang van de zon. De schildpad is het symbool van het tegengestelde daarvan, nl. de ontkenning van het licht. Zijn uit het Grieks stammende naam betekent ‘bewoner van de duisternis’.

In de vroegchristelijke tijd sprak uit deze symbolen het herkennen van het ware licht der wereld of het wandelen in de duisternis.

 

Petrus is een mens waar het heen en weer geslingerd worden tussen beide herhaaldelijk aan de dag treedt. Het ene ogenblik kan hij vanuit een diep inzicht uitspreken ‘Gij zijt de Christus’ en het volgende moment spreekt hij iets uit dat daar lijnrecht tegenover staat. Petrus heeft zijn leven lang uiting gegeven aan die innerlijke strijd, tot de ware zon voor hem werkelijk doorbrak. En die strijd is door een ieder goed te herkennen, want ze speelt zich in een ieder af.

 

Het mozaïek toont op de achtergrond de zuil: een teken van het in zich rusten, van standvastigheid en het staan voor hetgeen men heeft ingezien.

 

De tien perikopen in de zomer tussen de feesttijd van Johannes en Michaël spannen de boog van dit moment met Petrus tot en met de opwekking van de jongeling van Naïn. Daar ontworstelt de mensenziel zich aan de omklemming van de duisternis door de hulp van Christus om zich dan geheel in dienst te stellen van het Licht der Wereld. De beelden roepen de mens op de kracht te vinden die weg te gaan en de hulp toe te laten die op die weg te vinden is.

 

 

De bronafbeelding bekijken